Wat is een angststoornis?

Een angststoornis is een psychische aandoening waarbij iemand langdurig en buitensporig angst ervaart in situaties die objectief gezien niet gevaarlijk zijn, waardoor het dagelijks functioneren wordt belemmerd. De angst is niet passend bij de situatie of duurt langer dan normaal, en gaat vaak gepaard met lichamelijke en mentale klachten zoals gespannenheid, piekeren, vermijdingsgedrag, hartkloppingen en een gevoel van controleverlies. In tegenstelling tot normale angstreacties die functioneel zijn bij werkelijke dreiging ontstaat bij een angststoornis een disproportionele reactie. De hersenen reageren alsof er gevaar is, terwijl dat er niet daadwerkelijk is. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel waarbij angst de situatie gaat domineren, waardoor iemand zich steeds onveiliger of machtelozer voelt. Angststoornissen komen veel voor en kunnen zich op verschillende manieren uiten, afhankelijk van het type stoornis en de persoonlijke achtergrond van de patiënt.
Wanneer spreekt men van een angststoornis?
Angst is in de kern een normale en zelfs nuttige reactie van het lichaam. Bij dreiging maakt het lichaam zich klaar om te vechten of te vluchten. Pas als deze reactie niet meer in verhouding staat tot de situatie, of te lang aanhoudt, spreken we van een stoornis. In het geval van een angststoornis is de angst niet tijdelijk of logisch verklaarbaar, maar overheersend en hardnekkig. Het gevoel van dreiging is aanwezig zonder dat er reëel gevaar is, en dit leidt tot beperkingen in werk, relaties of dagelijkse activiteiten.
De angst kan zich richten op een specifieke situatie, zoals bij een fobie, of meer algemeen aanwezig zijn zoals bij een gegeneraliseerde angststoornis. Bij paniekstoornissen ontstaan plotselinge, hevige angstaanvallen zonder duidelijke aanleiding. Sociale angst heeft betrekking op situaties waarin iemand wordt beoordeeld of bekeken, terwijl bij dwangstoornissen angst gekoppeld is aan controleverlies, met dwanghandelingen als reactie. Hoewel de uitingsvormen verschillen, is het gemeenschappelijke kenmerk dat de angst buitensporig is en dat iemand niet in staat is deze reactie op eigen kracht te controleren of te relativeren. Dit leidt vaak tot vermijding, isolatie, verhoogde stress en lichamelijke uitputting.
Oorzaken en risicofactoren
Angststoornissen ontstaan meestal door een combinatie van biologische, psychologische en sociale factoren. Erfelijkheid speelt bij sommige mensen een rol: wie familieleden heeft met een angststoornis, heeft een verhoogde kans om zelf ook klachten te ontwikkelen. Ook bepaalde persoonlijkheidskenmerken zoals perfectionisme of een lage frustratietolerantie kunnen bijdragen aan het ontstaan van angstklachten. De hersenen van mensen met een angststoornis reageren vaak anders op prikkels. Er is overactiviteit in hersengebieden zoals de amygdala, die betrokken is bij het detecteren van gevaar. De verwerking van signalen en de afstemming van stresshormonen verloopt anders, wat kan leiden tot een verhoogde staat van waakzaamheid, ook als er geen reële dreiging is. Daarbij speelt ook het leerproces een rol: negatieve ervaringen kunnen het brein conditioneren om ook onschuldige situaties als bedreigend te ervaren.
Stressvolle gebeurtenissen, zoals trauma’s, verlieservaringen, ziekte of een instabiele thuissituatie, kunnen een aanleiding zijn voor het ontstaan van een angststoornis. Ook langdurige overbelasting, zoals bij werkstress of mantelzorg, kan de draagkracht aantasten, waardoor angstreacties moeilijker te reguleren zijn. Middelengebruik zoals cafeïne, alcohol of drugs kan bestaande angstklachten verergeren of triggeren.
Klachten en symptomen
De klachten bij een angststoornis zijn zowel mentaal als lichamelijk merkbaar. Veel mensen ervaren een constante spanning, bezorgdheid of onrust. Dit gaat gepaard met negatieve gedachten over controleverlies, falen of rampscenario’s. Het piekeren wordt vaak als niet te stoppen ervaren en kan leiden tot slaapproblemen, uitputting en prikkelbaarheid.
Lichamelijk gezien treden vaak symptomen op zoals een verhoogde hartslag, oppervlakkige ademhaling, zweten, trillen, spierspanning of duizeligheid. Bij een paniekaanval kan het gevoel ontstaan alsof iemand flauwvalt, stikt of een hartaanval krijgt, terwijl er lichamelijk geen directe oorzaak aanwezig is. Dit versterkt de angst voor herhaling en kan leiden tot vermijding van plekken of situaties waarin de aanval optrad. In het dagelijks leven zorgt een angststoornis vaak voor beperkingen. Sociale contacten kunnen onder druk komen te staan, werkprestaties dalen, en iemand kan het vertrouwen in zijn of haar eigen lichaam verliezen. Sommige mensen raken sociaal geïsoleerd of ontwikkelen bijkomende stoornissen zoals depressie of verslaving, vooral als de angst lang onbehandeld blijft.
Behandeling en herstel
Een angststoornis is goed behandelbaar, maar vereist erkenning van het probleem en een professionele aanpak. Cognitieve gedragstherapie is een eerste keus bij behandeling. Daarbij leert iemand inzicht te krijgen in de gedachten die de angst aanwakkeren, en hoe deze gedachten te vervangen door realistische alternatieven. Er wordt ook gewerkt aan het stapsgewijs blootstellen aan situaties die vermeden worden, om het vertrouwen in het eigen functioneren terug te winnen.
In sommige gevallen wordt medicatie voorgeschreven, zoals antidepressiva of tijdelijke angstdempers. Dit gebeurt meestal in combinatie met therapie, en onder medische begeleiding. Medicatie kan helpen om de piek in angst te dempen en ruimte te creëren voor herstel, maar biedt zelden een blijvende oplossing zonder onderliggende gedragsverandering. Lichaamsgerichte therapieën, ademhalingsoefeningen, mindfulness of beweging kunnen aanvullend ingezet worden om het zenuwstelsel tot rust te brengen. Het herstel is een proces van leren omgaan met angst zonder dat deze het leven blijft beheersen. Daarbij is steun uit de omgeving en een goed behandelnetwerk van groot belang.



